Velen zullen als kind, en misschien ook nog wel als volwassene, wel eens op een dun richeltje hebben gelopen. In speeltuinen vind je bijna altijd wel een dergelijk minibalkje. Speeltoestellen als deze zijn niet puur bedoeld voor het plezier van kinderen. Het heeft ook een functie in hun ontwikkeling. Het leert kinderen om hun evenwicht te bewaren, het geeft ze een uitdaging en vraagt concentratie. Doel is om van de ene naar de andere kant te lopen zonder eraf te vallen. Ervan af vallen voelt toch vaak als falen of mislukken. Dat zorgt er echter ook voor dat je meer je best gaat doen om ervoor te zorgen dat het wél lukt.
Bereik je de andere kant dan voelt dat als een overwinning én als een opluchting. Zeker als het alle andere kinderen al gelukt was. Immers het laatste wat een kind wil is zich de mindere van de anderen voelen omdat het iets niet kan. Ouders op hun beurt moedigen hun kinderen aan te blijven oefenen tot het lukt.
Voor mij voelt het leven niet als evenwichtsbalk lopen. Nee, als nog moeilijker, als koorddansen en daarbij nog jongleren.
Een gewone dag doorkomen ervaar ik zo: Tijdens het balanceren moet ik meerdere ballen hoog houden. Eigenlijk zoals een jongleur ook doet. Aan beide armen hangt echter een rugzak gevuld met keien. Mijn schoenen zijn gevuld met lood en mijn benen zijn gespalkt. Om niet te vallen moet ik uiterst geconcentreerd moet blijven want één kleine misstap heeft vergaande gevolgen.
Dit is hoe het voelt, natuurlijk niet hoe het echt is maar toch voelt het levensecht. Dit zorgt voor een niet aflatende stroom aan adrenaline. Dat lijkt op zich niet heel vervelend maar ik heb het over gierende adrenaline 24 uur per dag, zeven dagen in de week. Ja, dus ook in de nacht. Doordat ik zoveel gewicht met me mee draag, hangt het touw in een V-vorm, met mij in de punt. Dagelijks probeer ik om toch een stapje vooruit te zetten. Soms, heel soms, lukt dat. Echter, elke stap betekent iets aan extra ballast. Een extra kei in een van mijn rugzakken, een extra bal om hoog te houden, extra lood in mijn schoenen of het aandraaien van de spalken rond mijn benen.
Misschien nog zeldzamer dan het zetten van een stapje vooruit zijn de momenten dat ik even wat verlichting in de strijd ervaar. Niet dat ik dan van alle ballast verlost ben, zeker niet. Het is meer dat iemand bijvoorbeeld heel even de rugzakken voor me neerzet of me verlost van mijn spalken. Het zijn de momenten van pure verbinding. Het moeilijke vind ik dat hoe harder ik me inzet voor behandeling, hoeveel meer concentratie ik nodig heb om overeind te blijven. Die opperste concentratie is denk ik vergelijkbaar met sporters die op het punt staan om aan een belangrijke wedstrijd te beginnen. In hun hoofd is er ruimte voor niets anders. Ná de wedstrijd kunnen zij alles loslaten maar dat is in mijn geval niet zo. Hierdoor is die verbinding steeds moeilijker te vinden. Gelukkig zijn die momenten er nog wel want in mijn geval kunnen ze zorgen voor een houvast. Het liefst zou ik willen dat die momenten eeuwig zouden duren. Echt niet omdat ik dan een leven voor me zie van rozengeur en maneschijn want als ik van mijn rugzakken verlost zou zijn, heb ik nog steeds te dealen met de spalken, het jongleren en het lood in mijn schoenen.
Een rustig en gefundeerd leven zal er voor mij waarschijnlijk niet in zitten. De vraag is of er ondanks mijn dagelijkse koorddans sprake is van voldoende levenskwaliteit.